simonator's review against another edition

Go to review page

mysterious reflective sad slow-paced
  • Plot- or character-driven? Character
  • Strong character development? It's complicated
  • Loveable characters? It's complicated
  • Diverse cast of characters? No
  • Flaws of characters a main focus? Yes

4.75

Eine ganz große deutsche Erzählung, die es in bestimmten Momenten vermag, de*r Leser*in das ganze Gewicht der deutschen Geschichte in einem Dialog zwischen zwei Charakteren kurz auf die Schultern zu legen. 
Eine gewisse Verworrenheit und zeitweilige bürgerliche Beschränkung der Betrachtungsweise sind Schwächen. Manche Zeilen scheinen wie Diamanten in diesem markerschütternden Werk.

dasbaum's review against another edition

Go to review page

  • Diverse cast of characters? Yes

4.25

stacey_thebookdragon's review against another edition

Go to review page

5.0

It's a perfect book: sad but magnificent. It makes you think about the way history goes, and about people who are just nothing in the timeline. This story teaches us how it's important to know who you are and how it's important to do what you want to do not looking at the society's opinion. The history of the country within the history of the family. Perfect.

jrt_lit's review against another edition

Go to review page

challenging emotional reflective slow-paced
  • Plot- or character-driven? Character
  • Strong character development? It's complicated
  • Loveable characters? It's complicated
  • Diverse cast of characters? No
  • Flaws of characters a main focus? Yes

4.0

sigri's review against another edition

Go to review page

challenging emotional reflective sad slow-paced

5.0

melindamoor's review against another edition

Go to review page

5.0

Heinrich Böll is my HERO! His books have their own bookshelf in my home and hold a special place in my heart.

Billiards at Half-Past Nine was the first book I read by him during my university years and its effect was instant and enormous. Afterwards I read his books in a row one after the other.

Böll's strong sense of justice, his representation of Truth is shining through his works like the desert SUN. It is blinding, burning and merciless, there are no shadows to hide in. The TRUTH is there, very much in your face: you cannot conveniently close your eyes and ignore it.

I guess Böll's literary work -facing the truth, no matter how hard it gets- was essential and instrumental for a German society recovering after the devastating WW II. He was a widely read and acknowledged author, but also widely spurned for the same reasons, at the same time.

His literary technique is very "typical", easily recognizable. Reading his books is like putting together a puzzle. Pieces get offered from different people's perspectives, the story is getting deeper and more complex as flashbacks and memories of several characters are written in the first person, yet they all get filtered by an omniscient narrator.
Gradually, we get full access to characters and their stories by their own memories as well as through the perspectives of others, we can see them from all sides and it is intriguing as well as emotionally involving.

A highly recommended read.

bjornroose's review against another edition

Go to review page

5.0

Ik begin m’n boekbesprekingen wel eens vaker met de stelling dat het eigenlijk niet nodig zou moeten zijn om de schrijver van het boek voor te stellen, maar da’s niet altijd even eerlijk. Ook niet in het geval van Heinrich Böll. Ja, hij won de Nobelprijs voor Literatuur en was een van de bekendste Duitse naoorlogse schrijvers, maar dat van die prijs is alweer bijna vijftig jaar geleden (1972) en Böll zelf is ook al meer dan 35 jaar dood, terwijl ik tot ik Biljarten om half tien ter hand nam óók nooit wat van hem gelezen had.

Ik kende de schrijver wel van naam, maar wist ook niet dat hij geboren was in Keulen in een rooms-katholieke, pacifistische familie die zich later zou verzetten tegen het nationaal-socialisme of dat hij als lid van de Wehrmacht gevochten had in dienst van dat nationaal-socialisme op fronten in Polen, Frankrijk, Roemenië, Hongarije en de Sovjet-Unie. Tegen zijn goesting dan toch, klaarblijkelijk, want hij zou na de oorlog en in zijn geschriften ook een devoot pacifist zijn.

Dát thema is niet iets dat volop naar voor komt in Biljarten om half tien, al spelen in dit boek toch een aantal andere thema’s die – als ik Wikipedia mag geloven – ook in zijn andere werken voorkomen: protagonisten die stug ingaan tegen gevestigde instellingen en een voortdurende persoonlijke strijd tegen een achtergrond van maatschappelijke gevechten.

Goed, met zo’n omschrijving kan je alle kanten uit, maar als je weet dat Biljarten om half tien in essentie een Duitse familiegeschiedenis is die zich afspeelt tussen het einde van de 19de eeuw en ergens halverwege de 20ste eeuw, dan is “alle kanten uit” ook weer niet onlogisch. Als je dan ook nog weet dat Heinrich Fähmel, de grootvader, stichter is van een dynastie van architecten (en aanverwanten) en dat de voornaamste niet-menselijke rol gespeeld wordt door een abdij (volgens sommige bronnen gemodelleerd op die van Maria Laach – overigens een prachtige abdij in een schitterende omgeving), gebouwd door Heinrich, opgeblazen door zijn zoon Robert, en aan wederopbouw toe onder diens zoon Joseph, dan heb je sowieso al een multidimensionale verzinnebeelding van Duitsland in dezelfde periode.

Meer over de inhoud ga ik ook echt niet vertellen. Dit boek verdient gewoon gelezen te worden. Al kan dat wel een beetje een worsteling zijn. Ik kom als lezer nu niet meteen onbeslagen ten ijs, maar eerlijk, ik was bij momenten de weg wat kwijt. De raamvertelling speelt zich af op één dag, maar het camerastandpunt verandert voortdurend (elf mensen vertellen, door mekaar heen, hun verhaal en wisselen daarbij ook nog af tussen heden en verleden) en die wisselingen worden niet aangegeven door nieuwe hoofdstukken te beginnen. Aber … misschien lag die verwarring wel in de bedoeling van Böll, want op een zeker moment (aan het begin van hoofdstuk 11, zou ik zeggen, al zijn we dan al zo’n 170 bladzijden ver) gaat hij wel degelijk héél duidelijk een bepaalde richting uit en is het voor de resterende dertig bladzijden volkomen straight forward. Toch met wat je in de verwarrende hoofdstukken daarvoor opgedaan hebt aan kennis.

Je hebt wat geduld nodig dus en zo heel af en toe had ik de neiging wat tekst over te slaan, maar anderzijds vond ik het spijtig dat ik het boek niet écht als een pageturner kon behandelen (daarvoor had ik me een paar dagen moeten kunnen afzonderen). Een boek voor de, aheum, gehardere lezer dus. Het soort lezer dat om kan met dit soort zinnen (het is er één, echt waar):

“Het was voor de portier al een ceremonie geworden, een liturgie bijna, die in zijn vlees en bloed was overgegaan: elke morgen precies om half tien de sleutel van het bord halen en de lichte aanraking voelen van de droge verzorgde hand die de sleutel aanpakte; een blik op het strenge bleke gezicht met het rode litteken op het neusbeen; dan nadenkend, met een nauw merkbare glimlach die alleen zijn vrouw gezien zou hebben, Fähmel nakijkend: hoe hij het uitnodigende gebaar van de liftboy negeerde en, als hij de trap opging, met de sleutel van de biljartzaal tegen de koperen roe van de trapleuning tikte: vijf, zes, zeven maal, als het geluid van een xylofoon die maar één toon had; en een halve minuut later kwam dan Hugo, de oudste van de beide chasseurs, vroeg: ‘Het gewone?’ en dan knikte de portier, wist dat Hugo naar het restaurant zou gaan, een dubbele cognac en een karaf water zou halen en tot elf uur verdwenen was, boven in de biljartzaal.”

Een boek ook voor de lezer die kan genieten van wat ter gelijker tijd cynisch klinkt en toch helemaal aansluit bij de voorbije leefwereld van een bepaalde categorie Duitsers. Geen nationaal-socialisten, voor de duidelijkheid, maar een vorm van adel, een Germaanse versie van de stiff upper lip, een stiff upper lip die in dit geval het liedje van de nationaal-socialisten fluit vanuit … een haat voor de nationaal-socialisten:

“(…) ik had een goed team bij elkaar: natuurkundigen en architecten, en wij bliezen alles op wat ons in de weg stond; het laatste was iets groots, iets geweldigs, een heel complex van reusachtige, heel solide gebouwen: een kerk, zijgebouwen, monnikencellen, een bestuursgebouw, een hereboerderij, een hele abdij, Hugo, – hij lag precies tussen twee legers, een Duits en een Amerikaans leger, – en ik zorgde ervoor dat het Duitse leger zijn schootsveld kreeg dat het helemaal niet nodig had; toen knielden de muren voor me neer, het vee weeklaagde in de stallen en de monniken vervloekten me, maar ik was niet meer te houden, de hele Sint Antonius-abdij in het Kissadal liet ik de lucht in vliegen, drie dagen voordat de oorlog afgelopen was. Correct, jongen, steeds correct, zo ken je me.”

En dat terwijl toch ook de andere kant van de medaille nooit veraf is, het zich beklagen over het niet voldoende correct zijn: “(…) en ik wist dat ik had moeten zeggen: ik ben het met mijn vrouw eens; ik wist dat ironie niet voldoende was en nooit voldoende zou zijn.” Wat niet belet dat Böll zich af en toe ook ruim van ironie bedient: “(…) met die harde donkere krenten van ogen zag hij eruit of hij vergeefs alle beschikbare laxeermiddelen geprobeerd had en wachtte op de uitvinding van het enige echt helpende middel” of “Ik heb een Hollandse politicus bedreigd, omdat hij gezegd had dat alle Duitsers eraan moesten, – een zeer geliefde politicus; de Duitsers lieten me vrij toen ze Holland bezetten en dachten dat ik een soort martelaar voor Duitsland was; maar toen vonden ze mijn naam op hun opsporingslijst, en ik nam de vlucht voor hun liefde: naar Engeland; daar heb ik een Engelse politicus bedreigd, omdat hij zei dat alle Duitsers eraan moesten en dat alleen hun kunstwerken gered mochten worden, een zeer geliefde politicus; maar ik kreeg snel amnestie, omdat ze dachten dat ze mijn gevoelens moesten respecteren, – gevoelens die ik helemaal niet gehad had, toen ik die politicus bedreigde; zo wordt men door een misverstand gevangengenomen en door een misverstand vrijgelaten.”

Het einde van deze bespreking wil ik echter inzetten met dat ene bevel van de Führer, het zelfmoordbevel. Niet dat ik een probleem heb met de vrijdood (in tegendeel, ik zie die als een achtbare uitweg uit een spel dat sowieso niet te winnen valt), maar zeker in tijden waarin politici en “experten” met behulp van de massamedia de mensen aanpraten dat ze hun “vrijheid” enkel kunnen terugkrijgen door exact datgene te doen wat zij willen, mag er altijd op gewezen worden dat die grenzeloze volgzaamheid tot gruwelijke gevolgen kan leiden, gevolgen die voor wie zo volgzaam is niet meer zichtbaar zijn:

“(…) mijn moeder was blond en lang en droeg een blauwe uniform, en ze droeg een leuke elegante hoed, geen zwaard op haar heup; en ik had een klein broertje, hij was veel kleiner dan ik, en blond, en mijn broertje hing boven de deur met een hennep-lus om zijn hals, hij bengelde, en ik lachte, lachte nog toen mijn moeder ook een hennep-lus om mijn hals legde en mompelde: Hij heeft het bevolen, maar toen kwam er een man binnen, zonder uniform, zonder gouden kraag en zonder zwaard, hij had alleen een pistool in zijn hand, dat hij op moeder richtte, en mij rukte hij los uit haar handen, en ik huilde omdat ik die hennep-lus al om mijn hals had en dat spelletje wou spelen, dat mijn broertje daarboven mocht spelen, het spelletje: Hij heeft het bevolen (…)”

Terwijl wié beveelt, ook een keer Hij dood is, zelfs niet uitmaakt, want perfect inwisselbaar: “(…) heb je die lui beneden in de hal niet gezien? Die moesten naar drie verschillende feestdiners: naar het ene diner de linkse Oppositie, naar een ander diner “De oudste van de Oudvertrouwden”, en naar het derde diner de rechtse Oppositie; maar je zou een genie moeten zijn om te kunnen vertellen wie van hen naar welk diner moest.”

Wat nog niet wil zeggen dat je niet kan proberen een einde aan het spel te maken voor het spel een einde aan jou maakt. Of zoals aartsvader Heinrich Fähmel zegt nadat zijn vrouw op een politicus geschoten heeft: “(…) ze komt nog wel terug en dan zal ze bij ons blijven; ze zou erg bedroefd zijn als ze hoorde dat wij de wijn laten verschalen; hij is immers niet levensgevaarlijk gewond en ik hoop dat de grote verwondering nooit meer van zijn gezicht verdwijnt; die denken allemaal dat ze onsterfelijk zijn; – zo’n broos geluidje [een pistoolschot, noot van mij] kan wonderen doen.”

forever_amber's review against another edition

Go to review page

Безсмислено е да се опитвам да я дочета. Стигнах 20% и така и нищо не разбрах.

kingkong's review against another edition

Go to review page

4.0

Is there anything worse than Germans whining about post-war Germany

donmarrr's review against another edition

Go to review page

5.0

In Biljarten om halftien vertelt Heinrich Böll de geschiedenis van een Duitse architectenfamilie. Een literair meesterwerk over het verwerken van het beladen Duitse verleden.
-----
In krap 300 pagina's wordt de geschiedenis van drie generaties van het (Keulse) architectengeslacht Fähmel beschreven. Zij weerspiegelt zestig jaar gevoelige Duitse geschiedenis. Vertelmoment is 6 september 1958, de dag dat de oudste Fähmel, Heinrich, tachtig wordt. Hij bouwde de St. Antoniusabdij, zijn eerste grote opdracht en zijn trots, die door zijn zoon, Robert, vier dagen voor het einde van de Tweede Wereldoorlog in de lucht geblazen wordt en door diens zoon Joseph weer zal worden herbouwd. Hoewel Heinrich Böll (1917-1985) 'het naoorlogse geweten van Duitsland' genoemd wordt, maakt hij zich er allerminst gemakkelijk vanaf met zijn ideologiekritiek. De ingewikkelde (modernistische) vertelstructuur moet wellicht de complexiteit van de ideeën weerspiegelen, maar komt de leesbaarheid van het verhaal niet ten goede, dat moet echt 'veroverd' worden. Duidelijk is in ieder geval dat Böll behalve de nazi-ideologie ook het gemak hekelt waarmee de meelopers uit de oorlogstijd 'vooruitkijkend' de democratie omarmen en weer op het pluche terechtkomen, zoals Roberts klasgenoot Nettlinger. Met een nawoord van Arjan Peters. Prachtige uitgave, fraai omslag.
-----
Heinrich Theodor Böll (German: [bœl]; 21 December 1917 – 16 July 1985) was one of Germany's foremost post-World War II writers. Böll was awarded the Georg Büchner Prize in 1967 and the Nobel Prize for Literature in 1972.