A review by moiramacfarlane
Modern Nature by Derek Jarman

Did not finish book. Stopped at 27%.
 Ik zat mijzelf zo in de weg bij dit boek dat ik moest stoppen met lezen. Het is het totaalpakket dat me nekte. Het was en en en en. Het alles willen weten kon ik zo slecht loslaten dat ik mijzelf liet struikelen over alle zelfgecreëerde voetnoten. 

Zo heb ik van echt heel veel wilde bloemen direct een plaatje in mijn hoofd, ik was als kind al druk in de weer met mijn floragidsen en heb als puber nog een aantal jaren een herbarium aangelegd. Dat was dus ook iets wat mij enorm aantrok in dit boek, de herkenning erin te kunnen verdwijnen, de noodzaak ervan. En dan die tuin -this stony desert, overlooked by a looming nuclear power station, hoe naadloos één met Jarman zelf, als mens, als natuur, in een continu gevecht met de elementen -no boundaries. Van een adembenemende schoonheid! Tegelijkertijd liep ik erop vast. Plantennamen zijn in het Engels totaal anders en al ken ik er ook best een aantal bij hun Engelse naam, het haalt het niet bij wat ik ken in het Nederlands. 
Zoeken dus. 
Idem voor alle namen van mensen. Idem voor het alternatieve filmcircuit. Idem voor specifieke woorden uit de (Londen) gayscene. Idem voor Latijn. Idem voor de héle oude werken waaruit hij in het Oudengels citeert (Apulius' Herbarum, zoek het maar eens op en probeer de aandrang om je daarin te verdiepen te weerstaan, mij lukte dat niet!). Met de kunstwerken en kunstenaars kon ik dan gelukkig weer wel uit de voeten.
 
Gisterenavond, bladzijde 92, heb ik het dan dichtgeslagen, diep teleurgesteld en gefrustreerd over de gebrekkige bedrading, capaciteiten en opslagmogelijkheden van dat brein van mij. Daar kan ik mij dan even heel diep ellendig over voelen. Sliep toch goed en de ochtend bracht weer moed, er ligt bijna een Nederlandse vertaling in de winkel en die zal ik ongetwijfeld weten te vinden. 

Want schrijven kon hij!

'But the wind does not stop for my thoughts. It whips across the flooded gravel pits drumming up waves on their waters that glint hard and metallic in the night, over the shingle, rustling the dead gorse and skeletal bugloss, running in rivulets through the parched grass - while I sit here in the dark holding a candle that throws my divided shadow across the room and gathers my thoughts to the flame like moths.
I have not moved for many hours. Years, a lifetime, eddy past: one, two, three: into the early hours, the clock chimes. The wind is singing now.

Eternity, eternity
Where will you spend eternity?
Heaven or hell, which shall it be,
Where will you spend eternity?


And then the wind is gone, chasing itself across the shingle to lose itself in the waves which brush past the Ness, throwing up plumes of salt spray which spatter across the windows. Nothing can hide from it. Certainly no man can be wise before he has lived his share of winters in the world.
The wind calls my name, Prophesy.
Long past the creator destroyed this earth, the joyful songs of the people were silent, the ancient works of giants stood desolate.
The wind whirls in the gutters, screams in the telegraph poles.

I'll huff and I'll puff,
And I'll blow your house down.


Time is scattered, the past and the future, the future past and present. Whole lives are erased from the book by the great dictator, the screech of the pen across the page, your name, Prophesy, your name! The wind circles the empty hearth casting a pall of dust, the candle fizzes. Who called this up? Did I?'