A review by bjornroose
De spiegel van Mercurius by Amélie Nothomb

5.0

Wegens een aantal weken verlof en het daar zeer snel op aansluitende overstappen naar een andere werkgever ben ik een viertal weken niet aan het schrijven van een boekbespreking toegekomen. Iets waarvan ú als lezer niet meteen wat dan ook ondervindt – ik had immers nog voor een tweetal maanden reeds geschreven boekbesprekingen in voorraad -, maar wat mij wel met een stroef gevoel in de ganzenveer (of in het klavier, maar dat klinkt helemáál niet) laat worstelen. Iets waarvan de lezers van Amélie Nothomb zich toch ook af en toe moeten afvragen of zij er nooit last van heeft. 

Laat ons immers wel wezen: Nothomb is intussen achtenvijftig jaar oud (iets meer dan zes jaar ouder dan ondergetekende), maar was vorig jaar (in 2023 dus) met Psychopompos (Psychopompe in de oorspronkelijke, Franse versie) ook al aan haar achtendertigste boek toe. Geen dikke dingen allemaal (standaard telt een boek van haar zo’n honderdzeventig bladzijden), maar sinds het jaar (1992) waarin haar eersteling, Hygiène de l’assassin, drie jaar later uitgebracht onder de Nederlandse titel Hygiëne van de moordenaar, verscheen, heeft ze ook geen enkel jaar verstek laten gaan wat het aan de wereld toevertrouwen van weer een nieuw boek betrof. Een tempo dat uiteraard, ook qua aantal bladzijden, in Vlaanderen nog ruim overtroffen wordt door, pakweg, Herman Brusselmans, met dat verschil dat ik nog geen enkel van haar door mij gelezen boeken als bagger heb moeten afserveren (iets wat mij bij Brusselmans met zo ongeveer élk van zijn boeken sinds Zijn er kanalen in Aalst?, daterend van inmiddels zevenendertig jaar geleden, helaas wél gebeurd is). 

Niet als bagger afgeserveerd en zelfs – weerom, net zoals met De hongerheldin (https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2020/12/de-hongerheldin-amelie-nothomb.html), Zwavelzuur (https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/08/zwavelzuur-amelie-nothomb.html), Met angst en beven (https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/12/met-angst-en-beven-amelie-nothomb.html), en Peplos (https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2024/04/peplos-amelie-nothomb-boekbespreking.html) het geval was – aan te duiden als ergens zeer dicht in de buurt van schitterend. Niet gewoonweg ‘schitterend’ omdat er altijd wel kritiek te leveren valt en ik er de mens niet naar ben dat dan maar na te laten als er genoeg positieve dingen te vertellen zijn: een eulogie moet u van mij nooit verwachten en voor een elegie is Nothomb nog te zeer in leven. En toch: alleen al het feit dat Nothomb voor dit boek zowaar twéé eindes heeft geschreven, verdient enige lof, al was dat dan ook naar haar eigen zeggen, weergegeven in de Noot van de schrijfster die tussen die twee eindes in werd geplaatst, “niet de bedoeling”. Het ene einde is lichtjes sprookjesachtig – het loopt dan ook uit op een “happy ending” en het klassiek klinkende “Ze beleefden allebei nog een heleboel wederwaardigheden, maar zouden elkaar nooit verlaten” -, iets wat me minder in de lijn van Nothomb leek te liggen, maar desalniettemin niet voor een teleurstelling zou gezorgd hebben; het andere einde is misschien óók wel sprookjesachtig, maar dan enkel als gothic novels (een genre waarnaar Nothomb ook verwijst als ze haar personages laat spreken over boeken en daarbij Carmilla - https://nl.wikipedia.org/wiki/Carmilla - van Sheridan le Fanu noemt) eveneens als sprookjes dienen beschouwd te worden. Dat laatste einde beviel me meer omdat het gewoon nóg een laag psychologie toevoegt aan een verhaal dat psychologisch al zeer gelaagd (én geslaagd) is. En omdat het eigenlijk de gehele aan dat einde voorafgaande tussenkomst van het hoofdpersonage, de verpleegster Françoise, tenietdoet, daarmee het verhaal vertelt zoals het had kunnen zijn als die tussenkomst er niet geweest was, dus in essentie niet alleen een ander einde, maar ook een geheel ander verhaal oplevert. Die veertien bladzijden extra betekenen dus ook een tweede boek (een naar mijn aanvoelen béter boek), een tweede boek dat evenwel minder uit de verf zou gekomen zijn als het éérste einde er niet was geweest. Ik ben dus bereid aan te nemen dat Nothomb niet van in het begin voorzien had twee eindes te publiceren, maar kan alleen maar toejuichen dat ze dat wel degelijk gedaan heeft. 

Wat kan en wil ik u verder nog meegeven? Wel, dat de tussenkomst van de verpleegster plaatsvindt op een eiland voor de Franse kust, alwaar “een oude man en zijn pleegdochter” op een aantal zeer discrete personeelsleden na zich geheel alleen teruggetrokken hebben. Om een dubieuze reden waarin de “pleegdochter” gelooft en waarvan de “oude man” de bewijzen in stand houdt door die niet te laten zien. De “spiegel” in de titel De spiegel van Mercurius geeft u ook al mee welk instrument (of het ontbreken van welk instrument op het eiland) daarin een hoofdrol speelt, waarmee die Nederlandse titel verklarender is dan de Franse, die simpelweg Mercure luidt. Aan de andere kant: Mercurius heeft weinig met dit verhaal te maken (slechts in één passage wordt er naar hem verwezen), maar zijn Franstalige tegenhanger Mercure dan weer wel, en zelfs als er in de Nederlandse titel gekozen zou zijn voor de oude benaming voor Mercurius, ‘Merkuur’, zou voor de meeste Nederlandstalige lezers de frank/euro niet gevallen zijn: ‘mercurius’ is een alternatieve naam voor kwik en antieke spiegels bestonden doorgaans uit een laag glas bedekt met een laag kwik, waarbij het spiegelen gerealiseerd werd door het kwik. Nothombs vaste vertaalster Marijke Arijs heeft dus met de titel gezorgd voor zowel een verwijzing naar de originele titel als voor verstaanbaarheid voor de gemiddelde Nederlandstalige (een categorie waartoe ik ook mezelf reken), wat toch een goed begin is. 

Maar voor de rest houd ik wat de inhoud van dit boek betreft de lippen op mekaar. Het vierenzestig keer lezen, zoals Hazel, de “pleegdochter”, gedaan heeft met De Kartuize van Parma (door de vertaalster – iedereen maakt fouten - verkeerdelijk De Chartreuse van Parma gedoopt), zou wellicht meer dan overdreven zijn, maar De spiegel van Mercurius verdient het absoluut gelezen te worden. En niet alleen door “bepaalde kringen van kunstliefhebbers, literaire critici of filosofen (zoals Nietzsche)” (https://nl.wikipedia.org/wiki/La_Chartreuse_de_Parme), kringen aan wie Marie-Henri Beyle (beter bekend als Stendhal) zijn boek opdroeg, maar door iedereen die een paar uurtjes tijd kan investeren in een, zelfs al ligt de psychologie er zeer dik op en komen er uitgebreide literaire discussies in voor, bijzonder vlot leesbaar boek. Zo vlot leesbaar dat er nauwelijks wat uit te citeren valt helaas, maar dit deel uit een scène waarin Françoise uit het kasteel op het eiland probeert te ontsnappen wil ik u toch niet onthouden: “Zoals in alle kamers van dit huis was er maar één raam, te hoog om erbij te kunnen. Françoise zette een stoel op de tafel, maar dat was nog veel te laag. Daarom gebruikte ze de boeken, zoals ze zich had voorgenomen. Ze pakte eerst de grootste en dikste, om een stabiele basis te krijgen: de verzamelde werken van Victor Hugo leenden zich daar uitstekend voor. Daarop kwamen compilaties van barokke poëzie, waarvoor ze Agrippa d’Aubigné dankbaar was. Na De Scudéry’s Clélie was Guy de Maupassant aan de beurt, zonder dat de bouwmeesteres besefte hoe ongerijmd deze combinatie was. De anachronistische trap werd verder opgebouwd uit de heilige Franciscus Salesius, Taine, Villon, madame de Staël en madame de La Fayette (met voldoening bedacht ze hoe prettig deze adellijke dames het zouden vinden om zich in elkaars gezelschap te bevinden), Portugese brieven, Honoré d’Urlé, Flaubert, Cervantes, Genji monogatari, Nerval, de Elisabethaanse verhalen van lady Amelia Northumb, Les provinciales van Pascale, Swift en Baudelaire – alles wat een ontwikkeld, gevoelig en romantisch meisje bij het begin van deze eeuw ingekeken moest hebben. Ze kwam net een tweetal boeken te kort om het raam te kunnen bereiken. Ze herinnerde zich dat De Chartreuse (sic) van Parma en Carmilla nog in de la van de commode lagen. Toen was de boekentoren hoog genoeg.” Escapistische literatuur in z’n puurste vorm dus. Of De spiegel van Mercurius dat óók is, hangt echter niet af van het al dan niet omvallen van die boekentoren. 

Björn Roose